Plaats: een vergaderzaal in het Pentagon te Washington. Tien mannen zitten aan een lange tafel met aan het hoofd daarvan de voorzitter. Het is de uiterst geheime commissie voor het behoud van waarden en normen van de Amerikaanse christelijke samenleving. Ze hebben kappen op, waardoor alleen de ogen zichtbaar zijn en voor hun op tafel staan geen naambordjes, maar slechts nummers. Alleen de voorzitter is bekend met de identiteit van de leden. Hij neemt het woord.
‘Voordat we aan deze spoedvergadering beginnen, neem ik de lopende zaken door. Ik noem uw nummer en u geeft zo kort mogelijk antwoord. Is dat duidelijk?’ De aanwezigen knikken bevestigend.
‘Nummer tien? ‘
‘Ik kan u mededelen dat het wapenbezit in de meeste staten met meer dan tien procent is toegenomen.’
‘Nummer vijf? ‘
‘We hebben met onze Zuid-Amerikaanse vrienden een goede deal gesloten voor de aanschaf van vijftig ton drugs tegen een redelijke prijs.’
‘Nummer drie?’
‘Het is gelukt om terroristen in te huren voor een aanslag, zodat we de controle op de vliegvelden weer kunnen uitbreiden. Negentig procent van de beveiligingsagenten is ondertussen in onze dienst.’
‘Welnu, heren, de reden van deze spoedvergadering is de volgende: uit betrouwbare bronnen hebben wij vernomen dat de heer Armstrong volgend jaar een gooi wil doen naar het presidentschap.’ Geroezemoes alom. ’Ja, u hoort het goed, Lance Armstrong, een sporter, een wielrenner notabene. Weliswaar geen domme man, zoals Bush junior’, zegt de voorzitter met een grijns op zijn gezicht, ’maar toch……’ Een van de gemaskerde mannen staat geagiteerd op. ‘Wie zegt dat ik dom ben’, schreeuwt hij. De voorzitter drukt op een rode knop. Een luik schuift open onder de man, die zich kennelijk aangesproken voelt, en met een afschuwelijke kreet verdwijnt hij van het toneel. Een doodse stilte volgt. ‘Maar toch … het blijft een simpele wielrenner’, gaat de voorzitter onbewogen door. Een lange slanke man vraagt het woord. ‘Ja, nummer tien?’ ‘Wat is er tegen Armstrong, voorzitter? We hebben die suffe Bush zelfs laten winnen.’ De man kijkt terloops naar de lege stoel. ‘Nummer tien, in dit geval speelt mee, dat de heer Armstrong intelligent is en voorzien van een winnaarsmentaliteit. Dit maakt het voor onze commissie gevaarlijk’, is het antwoord. Een ander lid van de vergadering vraagt het woord. ‘Heeft u een idee om dit proces te stoppen, voorzitter?’ De voorzitter knikt. ‘Zeker, nummer twee is lid van de raad van bestuur bij de USADA geworden. Deze club houdt zich – zoals u allen behoort te weten – bezig met het bestrijden van het gebruik van stimulerende middelen in de sport en in het bijzonder in het wielrennen.’Nummer vier buigt zich naar de microfoon en neemt het woord. ’Travis Tygert en dat stelletje hypocrieten, dat in het jaar 2012 nog steeds heksenjacht bedrijft?’ ‘U neemt zonder toestemming het woord, nummer vier, dit gedrag kan ik niet tolereren.’ De stem van nummer een is ijzig. Een luik gaat open en nummer vier verdwijnt – zonder een kik te geven – uit het gezelschap. ‘Zijn er nog meer afwijkende meningen?’ vraagt de voorzitter met een zalvende stem.Niemand reageert.’ Dat is dan afgesproken. USADA gaat de reputatie van de heer Armstrong vernietigen, zodat meedoen aan de verkiezingen niet meer tot de mogelijkheden behoort. Deze actie is voor nummer twee. Met deze mededeling sluit ik de vergadering.’