Wielrenners en gladiatoren

Bijna elke dag – als ik de kans krijg – zet ik nu om drie uur de televisie aan. Iedereen die mij kent denkt ‘ Jan Hagel ? Televisie? Wat is dat nu?’. Nou, ik denk niet dat ik de enige ben. Na de golf van de EK-voetbalwedstrijden en het  voor Nederland teleurstellende tournooi  is de aandacht van heel sportminnend Nederland nu volledig gericht op de ‘Tour de France’.

De Tour de France is een fenomeen, ja ik weet het, hiermee trap ik een open deur in. Dit is waarschijnlijk al miljoenen keren gezegd. En dat bewijst direct al, dat het zo is; ik bedoel van dat fenomeen en zo. Je hoeft niet per se van wielrennen te houden om te kunnen genieten van ‘De Tour’. Houdt u van mooie vergezichten? Kijk naar de beeldrapportages, de manier waarop deze worden weergegeven is werkelijk schitterend. Persoonlijk wil ik bij het bekijken van die beelden altijd direct naar Frankrijk afreizen.De eerste profs waren waarschijnlijk de gladiatoren in het oude Rome. Veel mensen denken dat die gladiatoren elkaar elke keer op leven en dood bevochten, maar dat is absoluut niet zo. Daar waren ze simpelweg te duur voor. Ja kijk, als een maffe keizer (er waren trouwens veel maffe keizers), de kolder in zijn kop kreeg, werd er weleens aan kapitaalsvernietiging gedaan, maar over het algemeen ging zo’n kerel dood aan een kleine verwonding die hij tijdens zijn werk of in het dagelijkse leven had opgelopen. Zij hadden immers geen antibiotica, dus kon een ontsteking al gauw tot het einde leiden. Dit gold overigens ook voor de rest van de bevolking. Die vechtjassen kenden elkaar natuurlijk ook. Ze zaten in hetzelfde trainingskamp en deelden waarschijnlijk dezelfde slaapvertrekken, al dan niet voorzien van tralies. En soms moesten ze tegen elkaar vechten.Dat ze daarbij geblesseerd raakten, hoorde bij hun beroep. Het ware zo.Profs van tegenwoordig doen eigenlijk niet veel anders; denk maar aan boksers, worstelaars en andere vechtsporters. Maar ook wielrenners komen mijns inziens dicht in de buurt. ‘Ja, doei,’ zult u zeggen, ‘hadden die Romeinse vechtjassen fietsen dan?’ Nee, natuurlijk niet, maar ik bedoel op het mentale vlak. Als je nu naar een wielerwedstrijd kijkt, zie je eigenlijk hetzelfde. Die gasten zien behoorlijk af .Maar wat is pijn? Ik durf te beweren dat de pijngrens van een wielrenner vele indexpunten hoger ligt dan die van een profvoetballer. Schaafwonden, kneuzingen en kleine breuken of hier en daar wat prikkeldraad? Het eerste waar ze naar kijken is hun fiets.Kijk naar een afdaling.  Die gasten zitten op het randje van wat gevaarlijk en levensbedreigend is. En er zijn legio voorbeelden van gevallen waarbij het fataal is afgelopen. ‘Afzien’, dat kunnen de meeste mensen niet meer, maar ze kunnen wel genieten als een ander helemaal naar de kl*t*n gaat. Op het scherm vindt het gevecht plaats en de kijker zit thuis ‘op de tribune’. Stoere kerels, niet bang voor pijn, afzien of valpartijen. Gewoon doorfietsen, geen gezeur. Als je een tegenstander pijn wilt doen, demarreer je gewoon, net zo lang tot hij het snot voor zijn ogen ziet. Daarom is wielrennen en in het bijzonder de Tour een fenomeen. Het is de moderne vertaling van een gladiatorengevecht. Zeker niet ongevaarlijk en dat maakt het nou juist zo boeiend.

Geschreven in 2010