Mevrouw Calibri, de secretaresse van de heer Coulant – mijn baas -, staat voor mijn bureau.
“Hij wil je spreken Hagel”, spreekt ze met zachte stem.
Geschrokken sta ik op van mijn bureau en met knikkende knieën ga ik op weg naar zijn kantoor. Coulant zit met opgestroopte mouwen achter zijn bureau. Nors kijkt hij mij aan en steekt gelijk van wal.
“Luister Hagel, ik lees die interviews en wat me stoort is, dat je alleen elitaire figuren in de maatschappij bezoekt. Jij moet eens met gewone mensen praten jongen. Werklui, mensen van de werkvloer. Volgende week wil ik zo iets op mijn bureau zien liggen. Is dat duidelijk, meneer Hagel, ja? Mooi, een goedemiddag dan maar.”
Coulant leest verder en gunt me geen blik meer waardig. Ik begrijp dat dit serieus is, maar waar vind ik nu mensen van – de werkvloer – zoals Coulant dat uitdrukt. Ik weet het… Een Haagse koffietent, dat is het. Ik neem me voor er een bezoek te brengen.
De volgende dag heb ik mij in een hoek van een typische Haagse koffietent geïnstalleerd.
“Hé Leo, heb je nog een bakkie voor me?”
Rinus, de vuilnisman, komt de koffietent binnen en gaat zitten.
“Een hele sloot koffie heb ik voor je, Rinus; wat ben je vroeg, joh”, antwoordt Leo, de eigenaar van de koffietent .
“Ja, dat komt door de kapper; ik moest van mijn vrouw naar de kapper, dus heb ik maar een ochtendje vrij genomen.”
“Vorige keer zat je me uit te lachen, dat ik thuis niets te vertellen had, en jij laat je naar de kapper sturen”, reageert Arie, de loodgieter, met een grijns op zijn gezicht.
“Trouwens, ben je al geweest dan?”, gaat hij verder.
“Ben ik al geweest? Ben ik al geweest? Ik ben naar Snel Hairstylist geweest op de Gouverneurlaan.”
“Nou, dan heeft hij zijn naam eer aan gedaan en je wel heel erg snel geknipt, ik zie helemaal geen verschil met gisteren”, zegt Leo, terwijl hij een balletje gehakt uit de pan haalt en op een bordje doet.
“Jullie zijn gewoon stikjaloers, dat is het. Ze hebben daar van die leuke meiden en ik werd door zo’n kapstertje geknipt.”
“Ja, dat is zeker, dat van dat knippen geloven we direct, maar volgens mij ben je ook geschoren”, onderbreekt Arie.
“Jesus, jongens, nou even kappen, ja?”
“Je zei toch knippen, niet kappen”, deed Leo nog een duit in het zakje.
Rinus zegt geen woord meer en begint aan zijn koffie en kijkt chagrijnig in het rond.
Arie probeert het gesprek weer op gang te brengen.
“Vertel verder, Rinus, je zat in die stoel en dat grietje was je aan het knippen. En toen?”
“We hadden het over leeftijden en toen zei ze, dat ze me ergens achter in de dertig schatte.”
Het kunstgebit van Arie begint spontaan te klapperen van verbazing.
“Ze dacht dat je nog geen veertig was? Nou, begrijp ik, waarom je haar zo slecht geknipt is, die griet is zo bijziend als de pestpokken. Die gaat natuurlijk naar die opticien aan de overkant van de straat, Blind Optiek.”
“Ja”, zegt Leo, “die vent had vroeger Jules de Korte en Little Stevie Wonder als klant.”
Gelach alom. Rinus drinkt mopperend zijn koffie op.
“Hé, joh, ik meen het niet zo, moet je wat van me drinken?” zegt Leo.
“Ja, je bloed, kreng”, mompelt Rinus.
Jan, een vaste klant, komt binnen lopen.
“Een goede morgen heren. Ha, die Rinus, zag ik jou niet bij die Snel zitten? Lekker strak koppie, trouwens. Wanneer maken ze het af?”
Rinus heeft het gehad, rekent af, verdwijnt en wenst dat ze allemaal een ziekte krijgen met veel jeuk op hun rug en te korte armen om te krabben.
Koos, de metselaar, doet de deur open en stapt binnen.
“Jongens, ik zag Rinus net weg rijden op zijn brommer. Is er wat met hem? Hij zag er zo vreemd uit.”
“Nee, hoor, hij was alleen maar naar de kapper geweest.”
“Toch niet naar Snel Hairstylist op de Gouverneurlaan?”, vraagt Koos.
“Hoezo?”, vraagt Leo nieuwsgierig.
“Nou, daar hebben ze van die lekkere meiden als kapster, ik had me daar toch een partij sjans, jongens, niet normaal meer.”
“Laat me raden”, zei Arie, “ze hebben je leeftijd onder de veertig geschat.”
“Verrek, hoe weet jij dat nou?”, vraagt Koos verbaasd.
“Uit betrouwbare bron, natuurlijk. Die meiden schatten gewoon iedere kerel tien jaar jonger dan hij er uitziet, dat is goed voor de klandizie. Helaas gaat dat bij Leo niet op”, gaat Arie verder.
“Hoezo, bij mij niet op”, antwoordt Leo verbaasd.
“Wees nou eens eerlijk, man; kijk in de spiegel, jij ziet er gewoon helemaal niet uit; als ik niet zou weten dat jij echt onder de veertig bent, zou ik je zomaar tegen de zestig schatten.”
Dit is ongezouten kritiek van Arie, wat blijkbaar hard aankomt bij Leo.
“Moet jij wat zeggen met die plofkop van je.”
Leo zet de koffie voor Arie iets te onbeheerst neer, waardoor de helft van de koffie in het kruis van Arie belandt.
“AU, godvere, kijk een beetje uit Leo, mijn goede broek naar de kloten.”
“Nou, de stemming zit er lekker in, jongens, ik ga maar weer eens aan de gang. Hoeveel krijg je van mij Leo, vijf euro vijftig? Verrek, heb ik die hele tent hier gekocht dan? Nou, de mazzel, see you later, alligator.”
Koos vertrekt. De rest van de klanten rekent ook af en gaat weer aan de slag.
Leo en ik blijven alleen achter; hij kijkt in de spiegel en zegt tegen zichzelf:
“Ik zal toch ook maar eens naar die Snel Hairstylist gaan; misschien schatten ze mij wel tegen de dertig.” Hij strijkt met zijn hand over zijn al kalende hoofd.