Tegenover mij aan tafel zit de 87 jarige S.M. Eersel. Ik moet zeggen, de oude baas heeft een jeugdige uitstraling en van enige rimpelvorming in zijn gezicht is nog geen enkele sprake.
“Ahum, meneer Eersel, ik heb een brief gekregen van een, hier woonachtige dame, die vroeg of ik u wat vragen wilde stellen.”
“O, ja wie dan wel?, antwoordt Eersel met een gedempte stem, ondertussen om zich heen kijkend, of hij de dame in kwestie kan ontdekken. “Dat kan ik u niet vertellen, ik moet mijn bronnen beschermen”, antwoord ik.
“Ja ja, maar wat wilt u mij vragen?”
“U weet natuurlijk wel, dat u er nog goed uit ziet voor uw leeftijd en de eerste vraag is dan ook; hoe komt het dat u nog zo’n gladde huid heeft.”
“Aha, het geheim van mijn gladde huid is even simpel als doeltreffend, meneer Hagel, DIT!”
Met een theatraal gebaar zet de heer Eersel een grote pot op tafel.
“Wat is dit, meneer?”, vraag ik verbaasd.
“Dit jongen, is UIERZALF.”
“Uierzalf, zegt u?”
“Ja jongen, inderdaad Uierzalf. Dit smeer ik al sinds mijn jeugd op mijn gezicht en niet alleen op mijn gezicht, maar overal op, of beter gezegd, ik gebruik het tegen alle kwalen en ongemakken.”
“Is dat niet een beetje overdreven, meneer?”
“Overdreven? Welnee Hagel.”
“U zegt dat u het overal voor gebruiken kunt. Als ik zeg zweetvoeten wat zegt u dan?”
“Ach jongen, al sinds mijn jeugd smeer ik mijn voeten in, sterker nog, ik doe sindsdien nooit meer mijn sokken uit”
“En tegen ultraviolette straling?”, vraag ik hem.
Eersel kijkt me vragend aan. “Wat is dat? O, je bedoelt zonnestralen. Ja natuurlijk , luister…”
Eersel buigt naar mij toe en zegt fluisterend: “Kijk, nu heb je viagra en zo, maar in mijn tijd smeerde ik gewoon wat uierzalf op mijn jongeheer, nou meneer Hagel, als de brandweer! Mijn vrouw verstopte soms de uierzalf, hahahaha!”
“WERKAZIJN!”, klinkt het plots luid door de conversatiezaal. “Werkazijn, daar kan je alles mee, geloof die kwakzalver niet, meneer. Werkazijn, dat werkt altijd.” Verschrikt kijk ik op. Aan een naburig tafeltje zit een man driftig met zijn wandelstok te zwaaien. “Werkazijn, ik zeg werkazijn.”
“Ja, nu weten we het wel azijnpisser”, geeft Eersel met luide stem zijn ongenoegen te kennen.
“Ik zweer bij werkazijn”, gaat de man door. “Dat smeer ik overal op. En reken maar dat het helpt.”
“Ja, je hebt geen zweetvoeten, maar je ruikt wel naar een zure bom, idioot”, reageert Eersel geïrriteerd.
“GROENE ZEEP! Ik zeg, groene zeep, er gaat niets boven groene zeep.” Een dame op leeftijd komt op ons tafeltje toelopen met in haar hand een pot groene zeep van het merk driehoek. “Stelletje onbenullen, mijn oma gebruikte het altijd en overal voor. Wat weten jullie kerels nu van zulke dingen, bah!”
“SAMBAL, SAMBAL!”, een uit Nederlands Indië afkomstige bejaarde staat strijdvaardig op uit zijn stoel en valt direct weer terug. “Sambal, ik smeer het overal op, heerlijk.”
Uit alle hoeken van de conversatiezaal worden nu op luide stem en agressieve manier allerlei huis en tuinmiddeltjes aangeprezen. Variërend van kruidnagels tot levertraan en nog veel meer. Het wordt de Azijnpisser allemaal te veel en gewapend met zijn stok slaat hij op Sambal en Groene zeep in. Binnen de kortste keren vliegen de krukken, rollators en kunstgebitten in het rond. De situatie loopt volledig uit de hand. Een scootmobiel rijdt in volle vaart de conversatiezaal binnen. Achterop zitten twee dames op leeftijd, die met hun handtasjes in het rond zwaaiend iedereen neermaaien. Sambal smeert iedereen zijn totaaloplossing in de ogen, terwijl Groene Zeep de nog niet kreupelen alsnog aan een gebroken heup helpt door de vloer onder te smeren.
God zei dank… Het personeel van het bejaardenhuis komt orde op zaken stellen.
Even heerst er serene rust.
Maar dan… Maar dan… Naar goed Nederlands gebruik keren de ouden van dagen zich nu massaal tegen het gezag. Aai, een aanwezige jongeman gekleed in witte jas – en ja, dan moet het een dokter zijn – krijgt het zwaar te verduren. Kruipend en sluipend verlaat ik samen met Eersel het strijdtoneel. Op de gang aangekomen kijk ik voorzichtig door de deuropening naar het slagveld. Onbeschrijfelijke taferelen spelen zich af. Een nieuwe groep bejaarden en verplegend personeel werpt zich in de strijd. Het lawaai is oorverdovend. Een rolstoel vliegt door de lucht en valt met een enorme dreun naast ons neer, direct gevolgd door een houten been en kunstgebit. Eersel doet er het zwijgen toe.
“Hebt u nog wat te vragen meneer Hagel, voordat ik mij ook in de strijd werp?”
Ik schud van nee. Eerlijk gezegd ben ik volledig van slag door deze uitbarsting van extreem geweld. Eersel duwt mij een klein potje in mijn hand.
“Hier, voor vanavond”, hij knipoogt. “Veel plezier ermee!”
Onder het schreeuwen van een ijselijke kreet stormt hij de conversatiezaal binnen en werpt zich in het strijdgewoel. Als ik het bejaardentehuis verlaat, arriveren politie, brandweer en andere hulpdiensten. Ze rollen vaten naar binnen met het opschrift HAARLEMMEROLIE. In de verte hoor ik boven het strijdtumult uit… “UIERZALFFFFFFFFF AANVALLEN!”