‘Zo, vertel eens, meneer Hagel, wat heeft u aangezet tot deze gruwelijke laffe daden.’ De rechter kijkt mij streng aan. Ik sla mijn ogen neer. ’Laffe daden zijn het, meneer Hagel, ik heb hier geen andere woorden voor. Nou, komt er nog wat van? Wilt u soms ontkennen?’ Ik schud van nee. De rechter kijkt over zijn bril in zijn dossier. ‘Hier staat, dat u zichzelf heeft aangegeven. Is dit correct?’ ‘Ja, meneer de rechter’. ‘En hebt u ook schuld bekend?’ ‘Ja, meneer de rechter.’ ‘Is het waar, dat u op 20 juli jongstleden om 15.15 uur op het Plein in Den Haag een oude dame van 85 jaar vanachter met een mes heeft gestoken?’ ‘Ja, meneer de rechter.’ ‘En is het waar, dat u daarna de rollator van een hoogbejaarde man heeft stukgetrapt?’ ‘Ja, meneer de rechter.’ ‘En is het ook waar, dat u op diezelfde middag nog, een kinderwagen – mét kind notabene – in de Hofvijver heeft geduwd?’ Ik knik minzaam en kijk naar de grond. ’Daarna krijgt u blijkbaar spijt en geeft u zichzelf aan. Klopt dit allemaal, meneer Hagel?’ ‘Ja, meneer de rechter, behalve dat van die spijt, meneer de rechter, dat had ik niet.’ ‘Wat heeft u bezield, meneer Hagel?’ De rechter kijkt mij streng aan. ‘Geef eens antwoord, Hagel. Wat dacht u daar mee te kunnen bereiken?’ Zachtjes geef ik antwoord. ‘Ik versta u niet, meneer Hagel, praat eens luider.’ ‘Meneer de rechter, IK WIL COLUMNIST WORDEN BIJ DE NIEUWE REVU.’