Bijna elke dag – als ik de kans krijg – zet ik om drie uur de televisie aan. Iedereen die mij kent denkt, ‘Jan Hagel, televisie?’
Nou, ik denk niet dat ik de enige ben. Na de golf van afgelastingen in elke tak van sport, veroorzaakt door het coranavirus is de aandacht en hoop van heel sportminnend Nederland nu volledig gevestigd op de ‘Tour de France’.
‘De Tour’ is een fenomeen, Ja, ik weet het, hiermee trap ik een open deur in. Het is waarschijnlijk al miljoenen keren gezegd. Maar, je hoeft niet per se van wielrennen te houden om te kunnen genieten van de tourrapportages. Als u van mooie vergezichten, kastelen en schilderachtige dorpjes houdt, kijk dan naar de manier waarop deze worden weergegeven in de uitzendingen. Het is werkelijk schitterend. Persoonlijk wil ik bij het bekijken van die beelden direct naar Frankrijk afreizen. Dit geldt trouwens ook voor de twee andere grote wielerrondes, de Giro en Fuelta. In sommige etappes gebeurt tot dichtbij de finish niet veel en val ik in slaap om dan na de finish wakker te schrikken door het geluid van de touromroeper. Het is heerlijke slow televisie.
De eerste profsporters waren misschien wel de gladiatoren in het oude Rome.
Veel mensen denken dat die gladiatoren elkaar altijd op leven en dood bevochten, maar dat is absoluut niet zo. Daar waren ze simpelweg te duur voor. Ja, veroordeelden gingen direct voor de leeuwen, geen probleem. En ja, als een maffe keizer, er waren trouwens veel maffe keizers, de kolder in zijn kop kreeg, werd er weleens aan kapitaalsvernietiging gedaan, maar over het algemeen ging zo’n kerel dood aan een kleine verwonding die hij tijdens zijn werk had opgelopen. Een ontsteking kon al gauw tot het einde leiden. Het hoorde bij hun beroep,het ware zo.
Dit gold overigens ook voor de rest van de bevolking. Zij hadden immers geen antibiotica tot hun beschikking.
Wielrenners komen sportief gezien, vind ik, in de buurt van Gladiatoren.
Stoere kerels, nergens bang voor. Gewoon doorvechten, geen gezeur. Als je een tegenstander wil verslaan, demarreer je gewoon, net zo lang tot hij het snot voor zijn ogen ziet.
‘Ja, doei wat nou, ze hadden toch geen fietsen?’, zult u zeggen.
Nee, natuurlijk niet, ik doel op het mentale vlak. Als je naar een wielerwedstrijd kijkt, zie je dat die gasten behoorlijk afzien. Maar, wat is afzien, is dit pijn lijden? Ik durf te beweren dat de pijngrens van een wielrenner vele indexpunten hoger ligt dan die van een profvoetballer.
Schaafwonden, kneuzingen en kleine breuken of hier en daar wat prikkeldraad? Het eerste waar ze naar kijken is hun fiets met het doel om verder te gaan.
Kijk naar een afdaling. Die gasten zitten op het randje van wat gevaarlijk en levensbedreigend is. Er zijn legio voorbeelden waarbij het slecht is afgelopen.
Zelf afzien, dat kunnen de meeste mensen niet meer, maar genieten als een ander helemaal naar de kl*t*n gaat wel.
Op het scherm vindt het gevecht plaats en de kijker zit thuis veilig op de tribune.
Wielrennen is een bijzondere sport. Het is de moderne vertaling van een gladiatorengevecht. Zeker niet ongevaarlijk en dat maakt het voor veel mensen nu juist zo boeiend.
Gelukkig is er nu wel antibiotica.