‘Daar moet u zijn, meneer.’ De man achter de bar kijkt met een afkeurende blik en wijst naar een deur achterin de zaal. Ik knik en loop door het louche etablissement, leg mijn hand op de kruk en mijn oor op de deur. Het is een heksenketel daarbinnen. Ik hoor verschillende voor mij – en ik denk voor de meeste sportliefhebbers – bekende stemmen. Met enige schroom doe ik de deur open en gluur naar binnen. In eerste instantie zie ik niets, maar als mijn ogen aan het duister en het aangelegde rookgordijn gewend zijn, zie ik aan een lange tafel een illuster gezelschap zitten. Nee, dit is niet de gangsterbende van Al Capone, maar sportanalisten. Ik weet niet wat erger is. Allemaal hebben ze naam en faam gemaakt met analyses over sportevenementen. Zonder opgemerkt te worden neem ik in een donker hoekje plaats.
Ik probeer te zien wie er in het vertrek aanwezig zijn en dat is eigenlijk wel lastig. Elke keer als de lucht een beetje dreigt op te klaren, steekt een oude vent met een snor en een slordige lange haardos een sigaar op. Naast hem zit een kale jongeman zenuwachtig met zijn vinger over een tablet te strijken. ‘Als je nu even naar deze situatie kijkt, dan zie je……’ Niemand luistert naar hem. Tegenover hem zit een bebrilde man met een Rotterdams accent met een sleetje in zijn voortanden en een onnozele blik zenuwachtig te grinniken. Links van hem een persoon, die kennelijk last heeft van zijn keel en regelmatig ‘kra kra,’ ten gehore brengt. Ook zie ik een wat charmante vitale zestiger met een politiepet op zijn hoofd. “Controleur” staat er op, hij schudt bedroefd kijkend met zijn hoofd. Een man – die trouwens verdacht veel weg heeft van een bekende conferencier – heeft mij opgemerkt en kijkt met een verontwaardigde blik mijn richting uit.
Een schreeuwlelijk met een groot rood hoofd schreeuwt boven alles uit ‘Ben ik nou degene, die zo slim is, of zijn jullie nou zo dom’. En aan het hoofd van de tafel zit een grijze eminentie met een potlood in zijn hand. ‘Gaan wij het vandaag – als analistenvereniging – over het analyseren van de sportevenementen hebben? Ja, dat gaan we doen. En doen we dat met de hier aanwezige gasten? Jazeker.’
Er zijn nog meer aanwezigen, maar deze worden aan het zicht onttrokken door het dikke rookgordijn en de alom aanwezige duisternis. Ik hou mij stil en probeer aantekeningen te maken. Er zijn felle discussies gaande waarbij iedereen constant door elkaar blèrt. Uiteindelijk blijkt er toch consensus over twee zaken te zijn.
‘Ten eerste: Er worden door de sportanalisten in voorbeschouwingen geen voorspellingen meer over te behalen resultaten gegeven.’ Bij deze discussie had de kale jongeman met zijn tablet het zwaar te verduren. Hij heeft Ronaldo in het afgelopen EK toernooi omschreven als een loser. Nou, iedereen weet hoe dit afgelopen is. Kortom: ‘bek houden kale‘ is het credo. De man met de pet lacht en zegt: ‘nog even en hij zegt dat Van Gaal bondscoach wordt’. De hele zaal – uitgezonderd de man met het grote rode hoofd, die nu stampvoetend het zaaltje verlaat – barst in een homerisch lachen uit.
De grijze eminentie maant de aanwezigen tot stilte. ‘Heren, heren, kunnen we nu dus concluderen dat voorspellen niet in ons voordeel is? Ja, dat kunnen wij. En kunnen wij daar nu dus een afspraak over maken? Ja, dat doen we.’ Alle aanwezigen knikken instemmend.
‘Voorstel twee: De brief naar de NOS. Ons voorstel is om de sportevenementen niet meer rechtstreeks uit te zenden, maar met een vertraging van pakweg twee uur. Hierdoor zijn onze voorbeschouwingen veel accurater en komen we niet meer over als een stelletje sukkels , dat net zoveel verstand van zaken heeft als de gemiddelde man op straat.’ Een instemmend gebrom klinkt op uit de zaal. ‘Waarvan acte.’ De grijze eminentie geeft een klap met zijn voorzittershamer.