De bankdirecteur

U kunt mij natuurlijk vragen hoe ik het voor elkaar heb gekregen om een afspraak te maken met de heer N. Ooitgenoeg, u weet wel ‘de heer N. Ooitgenoeg’ van de grote handelsbank die in 2009 een verlies genereerde van een slordige 15 miljard euro. Een simpel e-mailberichtje was eenvoudigweg voldoende.

Om drie uur stond de afspraak gepland. Maar klokslag half drie klopte ik al aan bij het secretariaat van de heer N. Ooitgenoeg, gelegen op de dertiende etage van het immense bankgebouw.
‘U bent vroeg meneer Hagel’, sprak een vriendelijke charmante vrouw.
‘Neemt u even plaats als u wilt.’ En ze wees naar een enorme leren fauteuil.
‘Maar natuurlijk’, fluisterde ik, geheel onder de indruk van haar verschijning.

Na enige tijd verscheen in de deuropening een wat nerveus aandoende man van een jaar of vijfendertig. ‘Waarom is mijn afspraak afgezegd?’, sprak hij, met een snik in zijn stem.
‘Dat weet ik niet, meneer Jansen’, was het beleefde en vriendelijk klinkende antwoord.
‘Dat weet ik niet, dat weet ik niet, deze afspraak is een jaar geleden gemaakt met de heer Ooitgenoeg. Ik heb er zelfs een nieuw kostuum en schoenen voor aangeschaft.’
En eerlijk is eerlijk, de heer Jansen zag er piekfijn uit in zijn nieuwe outfit.’Wat moet ik nu tegen mijn vrouw zeggen, he?’, schreeuwde de heer Jansen nu.

‘Dat weet ik niet, meneer Jansen. U moet niet tegen mij schreeuwen hoor, ik kan er
echt niets aan doen.’ Bij die laatste zin keek de secretaresse mij even aan. Een enorm schuldgevoel maakte zich van mij meester.
‘Ik ben gebroken, ik maak er een eind aan’, snikte de heer Jansen en strompelde het kantoor uit. Even later zag ik de heer Jansen met een ijselijke kreet het raam op de 13e etage passeren. Met een zucht haalde de secretaresse een streep door zijn naam op een lijst van directieleden. ‘Dit is de vijfde al deze maand.’

‘U kunt nu naar binnen gaan.’ Ze hield de zware van mahoniehout gemaakte deur open.
Daar zat hij dan, de Napoleon; nee, sterker nog, de zonnegod van het Nederlandse bankwezen. En het moet gezegd worden, hij deed zijn naam eer aan, voor wat zijn afmeting en postuur betreft.
‘U wilde mij spreken meneer Hagel?’, klonk zijn snerpende, doordringende stem, die alom bekend was van zijn vele radio- en tv-interviews over de financiële situatie van ons land.
Ik stak een hand uit, die hij majestueus negeerde.
‘U zult moeten begrijpen, meneer Hagel, dat ik voor u een uitzondering heb gemaakt en zelfs een afspraak met een van mijn directeuren heb afgezegd (ik kreunde en zag in gedachten de heer Jansen het raam passeren) om het volk eens en voor altijd duidelijk te maken dat hier wel degelijk een goed doortimmerd beleid wordt gevoerd.’
Hij sprong van zijn imposante zetel en dribbelde naar een bureau, waarop een enorme stapel geld was gedeponeerd.

‘Ik zal u laten zien hoe wij, en voornamelijk IK, de inflatie vorig jaar laag hebben gehouden.’
Hij pakte een bundel bankbiljetten van 1.000 euro en smeet ze in het open haardvuur.
‘Als u een betere opleiding dan de Pabo heeft gehad, kunt u zelf uitrekenen hoeveel biljetten van 1.000 euro er in 15 miljard euro gaan. U ziet er echter niet bijster slim uit, dus zal ik het u voorrekenen.’ Hij maakte snel een rekensom op een bankbiljet van 1.000 euro en kwam met een verrassende uitslag: ’15 miljoen biljetten, meneer Hagel’, riep hij triomfantelijk uit. Geniaal, gewoon geniaal, dat was de gedachte die bij mij opkwam.

‘Als ik u nu vertel dat er in elk bundeltje 100 biljetten van 1.000 euro zitten en dat ik in 2009 hoogstpersoonlijk al dat geld hier over die balk in de open haard heb gesmeten en dat zes dagen per week, dan zult u wel overtuigd zijn van mijn genialiteit, nietwaar?’Bij het noemen van zijn zesdaagse werkweek, keek de heer Ooitgenoeg mij vorsend aan. ‘Ja, meneer Hagel, wij doen niet minder; dat is hard werken, kan ik u mededelen’, vervolgde hij zijn betoog. ‘Wij?’, meneer Ooitgenoeg, u doet dit niet alleen?’, onderbrak ik hem.
Even leek zijn Koninklijke ego van zijn stuk gebracht door deze vraag, maar hij hervond zich snel. ‘Om kort te gaan: om de minuut heb ik een dergelijk pakketje in het vuur geworpen. Ja, meneer Hagel, nu begrijpt u zeker wel waarom de inflatie laag is gebleven. Ik heb hoogstpersoonlijk het geld schaars gemaakt, weliswaar niet mijn eigen geld, dat nou ook weer niet, maar met het geld van de pensioenfondsen is het me aardig gelukt. Kunt u zich voorstellen dat u straks een huis kan kopen voor 10.000 euro?’, sprak hij met trotse stem. ‘Dat is dan helemaal mijn verdienste.’

‘Maar meneer Ooitgenoeg, ik heb een hypotheek van 300.000 euro, dan ben ik op slag failliet’, fluister ik. ‘En dit is nu weer zo’n typisch geval van kleinzieligheid en eigenbelang jongeman, u moet dat in het kader van het algemeen belang zien’, was zijn antwoord.
‘Schrijf maar in uw krant, wat u zo juist gehoord heeft, dan begrijpt het gewone volk wel dat ik dat salaris van 20 miljoen en die bonus van 50 miljoen dubbel en dwars waard ben. Gaat u maar, ik moet de inflatie laag houden.’

Achteloos gooide hij 100.000 euro van een pensioenfonds in het open haardvuur.