De wachtkamer zit barstensvol en de klok aan de muur geeft aan, dat het tijdschema vandaag niet gehaald gaat worden. Om een interview af te nemen van de heer A. Orta moest ik bij de assistente een datum en tijd afspreken. Het kwam erop neer, dat ik vijftien minuten de tijd had voor een vraaggesprek, gelijk aan al zijn andere cliënten.
De heer A. Orta is inderdaad cardioloog en volgens welingelichte kringen een van de betere in Nederland. ‘Meneer Hagel, u kunt naar binnen gaan’, sprak de dame aan de balie. Ik knikte en opende de deur naar de spreekkamer.
Dokter Orta zit achter zijn bureau met een stethoscoop om zijn nek en op het puntje van zijn neus staat een leesbril. ’U bent de heer Hagel en u komt niet voor een behandeling, maar voor een interview, begrijp ik dat goed?’ ‘Ja, meneer Orta, dat klopt en omdat ik weinig tijd krijg, zou ik graag direct aan het vraaggesprek willen beginnen.’
‘Ho, ho, zo werkt dat hier niet, meneer Hagel. Gaat u maar even op de behandeltafel liggen. Zo, ja. Wel even uw schoenen uitdoen.’
Voor ik het weet wordt er bloed afgetapt en de “druk” gemeten. ‘Ja maar, meneer Orta, ik heb totaal geen klachten in die richting. Nogmaals, ik kom voor een interview.’ De cardioloog kijkt me zorgelijk aan. ‘Uw bloeddruk is anders extreem hoog, meneer, ik meet waarden van 120/180 en een hartslag van 200 lijkt mij ook niet zo gezond. Ik zal de bloeddruk nogmaals opnemen. Kijk, dat is beter, 40/80 met een hartslag van ………. Nul.’
De heer Orta komt direct in actie, rukt een defibrillator van de muur en het overhemd van mijn lijf, zet de gelpads op mijn borst en geeft mij een paar opdonders vanjewelste. Ik kom verschillende malen volledig los van de behandeltafel. ’Meneer Orta, niet doen, ik mankeer niets’, schreeuw ik wanhopig. ‘Ik kom voor een interview’, gil ik ten einde raad.
‘Juist, ja, ik heb het al gezien, gaat u maar weer zitten.’ De heer Orta neemt weer plaats achter zijn bureau en begint direct met het uitschrijven van diverse medicijnen. ‘Voor een chirurgische ingreep is het te laat dit jaar, dus zullen we de problemen maar medicatief proberen te onderdrukken. Eens kijken, wat Ascal, bètablokkers, statines en natuurlijk ook bloeddrukverlagers. Ja, dat lijkt me voorlopig wel voldoende.’
‘Wat bedoelt u met ’te laat dit jaar’, vraag ik hem, nog volledig van de kaart na zijn behandeling. ‘Zoals ik het zeg, meneer Hagel, het is eind oktober en dan zijn de centen van het ziekenhuis op, begrijpt u. Alleen als u voor dood neervalt, kunnen wij voor u nog wat betekenen. In dat geval maken wij een uitzondering en wordt u met spoed geopereerd. In alle andere gevallen schrijven wij medicijnen voor, of, als we te laat zijn, rouwkaarten.’
‘Is het een moeilijk metier, meneer Orta? Ik bedoel het uitvoeren van openhartoperaties en zo?’ ‘Ja, het vereist wel een hoop handvaardigheden, dat wel. Persoonlijk doe ik geen O.H.O.’s, die laat ik aan mijn collega’s over.’
‘O.H.O.’s, meneer Orta, wat zijn dat?’ Ik heb ondertussen de resten van mijn overhemd weer aangetrokken.
‘Dat zijn Open-Hart-Operaties, jongeman. Soms doe ik nog wel eens een angiografie en/of een dotterbehandeling, daar is nog wel wat aan te verdienen, maar voor de rest besteed ik alles uit aan de snelle jongens van ons vakgebied, de hartchirurgen. Ik stel de diagnose en bepaal wat er moet gebeuren en zij doen het handwerk. Je moet je confrères tenslotte ook wat gunnen, nietwaar?
Nou, hebt u nog meer vragen, meneer Hagel? Uw tijd is om. Mijn assistent zal de recepten naar uw apotheek sturen.’
‘Ja, meneer Orta, ik heb nog een vraag: heeft u weleens ontevreden cliënten gehad?’
De cardioloog kijkt mij over zijn leesbril aan. ‘Nee, eigenlijk niet. Ja, sommigen nemen nog wel eens telefonisch contact op als het niet goed gaat. We geven dan wat aangepaste medicatie, maar daarna horen we nooit meer wat van ze. Kijk, wij geven garantie tot de deur en niet verder, begrijpt u. Kom over een jaar maar weer eens voor controle, meneer Hagel. Een goede dag nog verder en sluit de deur achter u alstublieft. Voor het geval dat.’