Klaagzang

Eind oktober drong het tot hem door, daar in het zonnige zuiden.
Het was bijna december, hij hoorde de klokken alweer luiden.

Het hele jaar had hij op zijn luie krent in de zon gezeten en gelegen.
Heerlijk warm, dat Spaanse klimaat, dat is echt een zegen.

Maar november en begin december was echter aanpoten geblazen.
Dan kreeg je zeker weten, gedonder in de glazen.

Zijn baas wilde sinds mensenheugenis zijn verjaardag gaan vieren.
In het hoge noorden, daar waar het altijd waaide door alle spleten en kieren.

Geschenken geven aan mensen die echt, maar dan ook echt, alles al bezaten.
Verdorie, waarom kon zijn baas hem nu niet met rust laten.

Zijn persoon, lekker laten zitten in de warme najaarszon.
In Spanje, in Madrid op zijn drie hoog, op het zuiden gelegen achterbalkon.

Nee hoor, hij moest er zo nodig op uit, door nacht en ontij.
En daar kwam dan ook nog eens die vreselijke zeereis bij.

Daar begreep hij verdorie al helemaal niets meer van.
Voor een prikkie vloog je van hier naar Timbaktoe en terug via de Balkan.

Waarom dan meer dan een week varen op zo’n suffe oude schuit.
Waarom dan weer het zogenaamde zeegat uit.

Hij schudde zijn hoofd, hij zou het wel nooit begrijpen.
Langzaam maar zeker begon er in zijn brein een duister plan te rijpen.

Op een zonnige, maar toch sombere middag in Madrid schreef hij meerdere brieven.
Nee, dit zou de Sint, dat wist hij nu al, niet gerieven.

De eerste brief was geadresseerd aan de Nederlandse justitie.
Meestal namen deze van de meest gruwelijke misdaden geen enkele notitie.

Maar deze keer gaf hij zich zelf een gerede kans dat ze in zouden grijpen.
Van dit soort anonieme brieven zaten ze hem echt te knijpen.

De tweede brief was bestemd voor de “Bond tegen seksueel misbruik van kinderen”.
Ja, misschien dat deze vereniging verdere Sinterklaasvieringen konden verhinderen.

Zodat hij kon blijven liggen in de warme najaarszon.
In Spanje, in Madrid, drie hoog op zijn op het zuiden gelegen achterbalkon.

Hierna schreef hij nog wat opruiende geschriften naar wat etnische minderheden.
Ziezo, dat wist hij nu zeker, de Sinterklaasviering behoorde spoedig tot het verleden.

2 november voeren ze de haven van Madrid uit en werd de steven noordwaarts gericht.
Op zich een hele prestatie als je weet dat Madrid niet aan de kust ligt.

Piet stond zoals gebruikelijk aan de reling over te geven.
‘Ik wil dood’, dacht hij herhaaldelijk, maar nee, deze keer zou hij het ook wel overleven.

Ze kwamen in een fikse storm terecht in de Golf van Biskaje.
Hij dacht en kreunde vele malen, ‘mijn god, we gaan met z’n allen naar de haaien.’

Nooit meer op zijn luie krent in de warme najaarszon.
In Spanje, in Madrid, drie hoog op mijn, op het zuiden gelegen achterbalkon.

Maar net toen hij dacht, dat hij zijn laatste gal gespuugd had.
Zag hij aan de horizon de contouren van een Hollands fregat.

Zijn humeur en het weer klaarden zienderogen op.
Grijnzend zag hij het oorlogsvaartuig naderen door het ruime sop.

Een rookpluim uit een der kanonslopen, een luide knal en opspattend water voor de boeg.
Justitie had zijn brief ontvangen, haha, hij wist genoeg.

Al spoedig was het schip door mariniers geënterd en geheel overhoop gehaald.
De hele lading werd geconfisqeerd en door de bemanning stevig gebaald.

Sinterklaas werd door 2 mannen, gestoken in zwarte kleding, flink verhoord.
‘Waar is de stuff, waar is het spul, zeg nu waar het verborgen is, aan boord.’

De sint kreunde van de pijn, want bij het verhoor werd flink geslagen.
En steeds maar weer diezelfde vragen, vragen en vragen.

Toen na dagen van onderzoek er door de marine niets werd gevonden, maakten de mariniers zich uit de voeten, zo snel ze konden.

Uiteindelijk kwam de sint na een zeer slechte vaart in de haven van Maastricht aan.
Normaal zag hij op de kade vele duizenden kinderen en hun ouders staan.

Maar deze keer was het anders, de ouders hadden hun kinderen thuis gelaten.
En spandoeken meegenomen, ze schreeuwden en brulden, ze schenen hem te haten.

Piet lachte in zijn vuistje, zou het dan deze keer lukken de sint te ontmoedigen?
Zou het dan deze keer lukken het einde van de vieringen te bespoedigen?

Dan kon hij lekker blijven liggen in de najaarszon.
In Spanje, in Madrid, drie hoog op zijn op het zuiden gelegen achterbalkon.

Duidelijk was te lezen wat er op de spandoeken was geschreven.
Er stond inhoudelijk overal het zelfde, het was allemaal om het even.

‘Vuile pedo, vieze oude vent, blijf met je poten van onze kinderen af!
Als je van die schuit af komt, zullen we je slaan… met je eigen staf.’

De goedheiligman wist na zijn eerste schrik zijn kalmte te bewaren.
En bracht na uren overleg met de grootste heethoofden de massa tot bedaren.

Nee, hij was geen vriend van Van het Reve, wie had zo iets nu toch geschreven.

Was hij al niet gedurende honderden jaren een echte kindervrind?
Was hij niet al die tijd juist kleine kinderen goed gezind?

De Sint begon paranoïde om zich heen te kijken of hij soms een camera kon ontdekken.
Toen barstte hij in een homerische lachbui uit, ter plekke.

De goede man was wat van de schrik bekomen.
Het begon bij hem te dagen, dat hij flink in het ootje werd genomen.

Maar toen de Sint begon aan het dagelijks vullen van laarzen,schoenen, en ander soort paren,
wist hij dat de problemen pas begonnen en dat deze niet over waren.