De complotdenker

Het is druk in de trein en bijna al de zitplaatsen zijn bezet. Ik kijk naar buiten en zie een vliegtuig. Aan de condensstrepen is te zien dat het vliegtuig een bocht naar rechts maakt.

“Je ziet weinig vliegtuigen sinds het begin van de coronacrisis”, zeg ik tegen de man tegenover mij in de treincoupé. Verschrikt kijkt hij op van zijn boek en schuift zover mogelijk van het raam vandaan. “Dat ziet er niet best uit”, mompelt hij.
“Wat bedoelt u?”
“Nou, je ziet die strepen toch, wat denk je zelf?”
Vol verbazing kijk ik hem aan. “Wat bedoelt u met die strepen? Dat is condens.”
Mijn medereiziger schudt heftig met zijn hoofd. ”Nee, dat laten ze de mensen geloven. Maar hoe komt het dan dat wij nu allemaal met zo’n mondkapje in de trein zitten, heb je daar wel eens over nagedacht?”
“Corona”, geef ik als antwoord.
”Precies. En hoe komen wij daar aan, denk je?” Ik haal mijn schouders op. De man gaat recht opzitten en wijst naar het vliegtuig.
”Daardoor, ze sproeien het over ons uit, daardoor.” Hij is nu zichtbaar opgewonden. ”Denkt u dit nu werkelijk?”, zeg ik verbaast. “Jazeker. Dit gaat al jaren door, zo houden ze ons onder de duim.” Ik begin nieuwsgierig te worden. “Wie zijn ‘Ze’?”
De man zucht en laat zich terugvallen in zijn rugleuning.

“Luister, ik vertel je, er zijn op deze wereld niet meer dan duizend mensen die alles uitmaken. Zij regeren over alle landen. Zij bepalen hoe alles verloopt. Revoluties, opstanden, faillissementen, oorlogen worden door hun toedoen ontketend en beëindigd, en armoede in stand gehouden gelijktijdig enorme rijkdommen vergaard.”
“Meent u dit nu werkelijk?”, zeg ik bijna ademloos . Ik heb het ondertussen benauwd gekregen van het gesprek en het mondkapje. De man knikt bevestigend. “Ze zitten overal en nergens. Kijk, het is niet toevallig dat vrolijke leuke programma’s, bijvoorbeeld Sesamstraat en komedies van de buis worden gehaald en worden vervangen door een eindeloze stroom praatprogramma’s die podium geven aan allerlei oproerkraaiers, zwakzinnigen en andere duistere figuren. Diezelfde figuren, – die in vroegere dagen niet verder kwamen dan een ingezonden stukje vol spelfouten in een slecht gelezen plaatselijk leugenaartje -, komen nu met een sombere regelmaat met hun tronies op de tv. Dit dient een groter doel”.

Ik ben verbijsterd en zit nu op het puntje van mijn zitting. “Wat meneer, WAT? Ik schreeuw het bijna uit.” De hele treincoupé luistert ondertussen mee.
“Is het niet duidelijk? Het zaaien van onrust en onvrede natuurlijk, daar zijn ze mee gediend, die heren.”
“Zijn het alleen heren, ik bedoel, zitten er geen menstruerende mensen bij?”
Even is de complotdenker volledig van slag. Hij kijkt argwanend om zich heen, zucht en gaat fluisterend verder. “Dat weet niemand. Het is een extreem geheim gezelschap. Het schijnt zo te zijn dat als je te dichtbij komt, het niet goed met je afloopt. Persoonlijk heb ik een idee, dat er bij de commerciële oproep iemand zit die er veel meer van weet, dan hij zou zo willen toegeven”. Het is muisstil geworden in de treincoupé, iedereen zit met gespitste oren te luisteren.

“Waarom denk jij dat er tegenwoordig zoveel virussen zijn? Vind je het niet toevallig dat, sinds wij op grote schaal gebruikmaken van computers er ook meer virussen onder de mensen zijn. Nou? Ik zal je het vertellen. Die computervirussen springen van de computers over op mensen. Dat hebben ze zo geprogrammeerd jongen, dat hebben ze zo geprogrammeerd…”

Met een klap sla ik mijn laptop dicht.