Voorzichtig open ik de kantoordeur. De heer Zode zit aan zijn bureau en drukt een graspol tegen zijn oor. Ik probeer zijn aandacht te trekken.
‘Ahum, meneer Zode?’
Verbaast en met een afwezige blik kijkt hij mij aan. ‘Ja, wat kan ik voor u betekenen, meneer?’
Schoorvoetend ga ik het kantoor binnen.
‘Ik heb een afspraak met u, Jan Hagel is mijn naam.’
‘Oh, ja dat is waar ook, neem mij niet kwalijk. Ik zat naar het groeien van het gras te luisteren.’
Nu is het mijn beurt om verbaasd te zijn.
‘Luisteren naar het groeien van het gras, meneer? Kunt u dat horen, dat groeien, bedoel ik’.
Zode knikt. ‘Ik, als expert hoor zelfs het verschil tussen speelgras en gazongras. Speelgras en gazongras , zit daar dan verschil in? Gras is toch gras?’ Ik val van de ene verbazing in de andere.
‘U bent een leek merk ik al. Ja, natuurlijk dit is speelgras, luistert u maar eens meneer Hagel’.
Zode duwt een natte graspol tegen mijn rechter oor. ‘Ik hoor niets, meneer.’
De grasfluisteraar schudt misprijzen zijn hoofd. ‘U hoort geen kinderstemmen of stampende voetbalschoenen?’
‘Nee, echt niet meneer’, antwoord ik. Met een zakdoek probeer ik een klodder aarde en een regenworm van mijn gezicht te verwijderen.
‘Luister hier dan eens naar.’
Zode pakt een verse pol en duwt deze met enige kracht, nu tegen mijn linker oor. ‘Hoort u nu niet vogels fluiten, of het ruizen van de wind door het gras?’
Opnieuw moet ik ontkennend antwoorden.
‘Dit is eerste kwaliteit gazongras meneer Hagel, prachtig van kleur en geur. Ja, nu u het zegt’, mompel ik. ‘Wat is nu het beste gras, meneer?’
Meneer Zode gaat er eens recht voor zitten. ‘Persoonlijk vind ik het gras aan de andere kant van de heuvel altijd het groenst. En als ik daar dan ben, is het groenste gras weer aan deze kant van de heuvel begrijpt u. Grote en veel beroemde voetbalclubs kopen voor hun stadions bijna altijd gras aan de andere kant van de heuvel.’
Deze keer knik ik bevestigend. Niet omdat ik het begrijp maar simpel weg om niet voor dom versleten te worden.
‘U moet nu niet denken dat in deze branche alles over rozen gaat meneer Hagel. Soms kopen mijn klanten een grasmat voor een vorstelijk bedrag en wil het gras niet groeien. In een dergelijk geval neem ik geen halve maatregelen en reis direct af naar het betreffende veld – al moet ik er voor naar Brazilië – en neem de grasmat eens flink te grazen. Die groene jongens moeten niet denken dat ze de spot met me kunnen drijven’, zegt de heer Zode met strenge stem.
Tot mijn verbazing zie ik alle graszoden in het vertrek nu onderdanig buigen.
‘Te grazen nemen, meneer, hoe doet u dat?’
‘Ik spreek het gras hier persoonlijk op aan, meneer Hagel, desnoods spriet voor spriet.En soms graas ik letterlijk een stukje grasveld af. Dit om te laten zien wie er de baas is, begrijpt u? Ik kan u mededelen dat de schrik er dan wel in zit. Hierna moet met minimaal elke dag twee maal het gras maaien.’ De grasfluisteraar barst in een bulderde lach uit.
’Jaa, jaa, Ik heb nog een laatste vraag meneer, zijn er nog nieuwe ontwikkelingen op uw vakgebied? Ja zeker, meneer Hagel. De heer Zode doet zijn bureaulamp aan en laat het volle licht vallen op de graspol in zijn hand. Dit meneer wordt de toekomst. Ik geef ze licht meneer Hagel, ik geef gras wat het verdient… Een plaats onder de zon.’
Uit de gras kruip een grote groene regenworm.