De heer A. Sociaal

Na lang aandringen van mijn kant en veel telefoontjes was het rond, ik mocht de heer Arie Sociaal interviewen. De plaats waar wij elkaar zouden treffen, was een café dicht bij zijn huis. Dat was wel zo praktisch vond de BN’er. Al dagen was ik bezig met de voorbereiding van het gesprek. Het was immers een BN’er en wel een die met grote letters werd geschreven.
Toen ik het etablissement betrad proefde ik direct de sfeer, die zo kenmerkend was voor de heer A. Sociaal. Ja, daar staat hij. Ik herkende hem meteen: een agressieve blik en ladderzat hangend aan de bar. Vele malen heb ik zijn, door te veel alcohol, vertroebelde blik op de TV mogen aanschouwen.
‘Goedemiddag, meneer Sociaal, ik ben Jan Hagel; mag ik plaats nemen?’
‘Ben jij die eikel, die met mij wil ouwehoeren? Wat schuift dat eigenlijk, dat ouwehoeren?’
Ja, zo kende ik hem, recht op zijn doel af. ‘Zullen we eerst maar eens met elkaar praten, meneer Sociaal?’, vroeg ik, onder de indruk van zijn directe aanpak. ‘Ja, luister eens, eikel, we gaan helemaal niet praten. Eerst schuiven, ik dacht aan een rooie rug.’
‘Rooie rug, wat is dat?’, vroeg ik ademloos. ‘Weet jij niet wat een rooie rug is? Nou, dan zijn wij zo klaar hoor.’ De barman gaf mij de verklaring en zette een dubbele jenever neer. Ik knik en leg zwijgend duizend euro op de bar. Hij grist het geld direct weg. ‘Mooi, wat mot je van me?’ Dit was een duidelijke opening in het gesprek.
‘Meneer Sociaal, hoe bent u zo bekend geworden?’
‘Ja, kijk’, zei hij en sloeg de dubbele jenever achterover. ‘Een paar jaar geleden had ik ruzie met mijn buurman. Ik was toen nog niet bekend.’ Bij de woorden ‘niet bekend’ kwam er een niet te definiëren uitdrukking op zijn gezicht.
‘Ik was een zogenaamde NBN’er, een niet bekende Nederlander, begrijp je? Gelukkig was die buurman een miezerig mannetje. Jij lijkt wel een beetje op hem’, sprak hij met een snerende stem, terwijl hij in één keer een dubbele jenever naar binnen gooide. ‘En toen ik een keertje om vier uur in de nacht dronken thuis kwam en een beetje herrie maakte, had hij hier commentaar op’, vervolgde hij zijn verhaal.
‘Dus ik ram hem in elkaar en voor ik het wist kwam er zo’n eikel met een camera van reality TV de boel filmen en diezelfde avond zag ik mezelf op de buis. Blijkbaar raakte ik een gevoelige snaar bij de kijkers. Kijk, ik zie er misschien wel stom en gewelddadig uit, maar dat ben ik ook’, sprak hij met stemverheffing. Even was het doodstil in het etablissement. Na het uiten van deze kosmische waarheid keek de heer Aso mij uitdagend aan. Ik zei niets, verbijsterd als ik was, bij zoveel zelfkennis. ‘Tja’, vervolgde hij zijn verhaal, ‘vanaf dat moment vroeg men mij bij elke gelegenheid of gebeurtenis om een mening, terwijl ik er helemaal geen mening op na hou. Ik zeg altijd maar wat. Bestel eens wat te drinken, meneer dinges, ik sta al een uur droog’.
Met een kort knikje maakte ik de barman duidelijk dat er een dubbele jenever gebracht moest worden. ‘En het gekke is, dat ze blijven terugkomen, wat ik ook zeg. Ik begin er zelf nog in te geloven. Maar je tijd is om, snuiter, ik heb wel wat anders te doen, ja?’ Ik moet straks nog met de auto weg.
Achteloos sloeg hij een dubbele jenever naar binnen. ‘Oprotten nu!’
‘Ja, meneer Sociaal, bedankt voor uw kostbare tijd en het interview.’