Hoe word je clubkampioen?

Vandaag ben ik op bezoek bij de tennisvereniging “Tjock Dust” en heb een afspraak met Joop Grip, op deze club een zeer bekende of misschien moet ik zeggen roemruchte tennisser. Voor me staat een gebruinde sportieve vijftiger met een vriendelijk gezicht. ‘ Jij bent zeker Jan Hagel? Leuk je te ontmoeten.‘ We geven een hand en nemen plaats aan een tafeltje op het terras en kijken naar de tennisbanen waar het jaarlijkse clubtoernooi wordt gehouden. Ik begin direct met vragen stellen.
‘Meneer Grip, u bent verschillende malen clubkampioen geweest, hoe bent u zover gekomen?’
‘Zeg maar Joop hoor, dan zeg ik Jan, goed?’
Ik knik.

‘Tja, ik was zeker niet de beste tennisser van de club, bij lange na niet zelfs, maar tennis – en dat geldt natuurlijk voor alle andere sporten – heeft twee facetten. Ten eerste het fysieke en ten tweede – zeker niet minder belangrijk – het mentale gedeelte. Als blijkt dat je het fysiek niet gaat redden, is het zaak wat meer druk uit te oefenen op het mentale vlak.’

‘Hoe bedoelt je dat precies?’, vraag ik.
Joop gaat er eens goed voor zitten.
‘Kijk, Ik zal je een voorbeeld geven. Als je tegenstander te kennen geeft dat hij haast heeft en direct wil beginnen, omdat hij – bijvoorbeeld – die middag nog iets anders te doen heeft, dan zeg ik, ga maar vast naar de baan, ik moet nog even naar de wc. En als ik dan na zeer lang treuzelen tussen de lijnen verschijn, is die kerel al aardig van slag – letterlijk in dit geval – en zwaar geïrriteerd. Ik kan je vertellen dat de eerste set dan al bijna binnen is.’, grinnikt Joop.
We nemen een slok van een vers biertje dat ons is gebracht door een charmante dame, die wel heel erg vriendelijk naar Joop lacht.
Na enig commentaar over het niveau van de tennispartij voor ons, vervolgt Joop zijn betoog.
‘Soms zie ik bij het inspelen direct al dat de tegenstander veel beter kan tennissen. Tja, en dan moet je wat, niet waar? In dat geval probeer ik bij het inslaan de boel te ontregelen, door ongecontroleerde slagen uit te delen. Die kerel loopt van links naar rechts en is binnen de kortste keren drijfnat van het zweet.
Sorry, beter kan ik niet, zeg ik dan. Zullen we maar gaan serveren? Je ziet die man denken: Kat in het bakkie, deze partij ga ik winnen.’

Voor ons wordt een dubbele fout bij de service geslagen. Joop denkt er het zijne van. ‘Ook weer zoiets om aandacht aan te besteden, de service. Heeft je tegenstander een snoeiharde en goed gerichte service, dan is het zaak hier wat aan te doen.’
‘Wat kan je daar aan doen Joop?’, vraag ik, aan zijn lippen hangend.
‘Voor de wedstrijd begint, lopen we naar het net om elkaar plezier te wensen. Dan zeg ik bijvoorbeeld: Veel plezier, maar let je wel op dat je tijdens het serveren geen voetfouten maakt? Tien tegen een dat de tegenstanders dan antwoordt met: Hoezo, voetfouten, maak ik voetfouten? Dan zeg ik weer: Dat zeg ik niet, maar je moet er wel op letten, het is tenslotte ook een fout. Je ziet zo’n vent denken: Maak ik voetfouten?’

‘Ik kan je verzekeren dat het helpt Jan. Van die sterke service heb je in de meeste gevallen geen last meer. De dubbel fouten vliegen je om de oren. Hahahaha! Ach, je moet reageren op wat de tegenstander zegt en doet. Als iemand te kennen geeft dat hij een hekel heeft aan hoge ballen en dat oude wijventennis vindt, slaat dan zoveel mogelijk hoge ballen.
Wat ook weleens helpt is overdreven complimenten maken. Zo in de trant van; Fantastische backhand zeg, dat zie je weinig! Grote kans dat het daarna helemaal is gedaan met die niet onaardige backhand.
In de meeste gevallen beginnen ze nu de controle over het spel te verliezen en rammen verschillende malen de bal uit pure frustratie over het hekwerk van het tennispark. Schelden doen ze dan ook en na divers gooi- en smijtwerk met het racket is het wel gedaan met ze.
Nu nog even wat zout in de wonde strooien.’
‘Zout in de wonde strooien?’ Ik verslik me bijna in mijn biertje, ‘hoe en waarom Joop?’
‘Je weet natuurlijk nooit, of je nog een keer tegen hem moet tennissen. De schrik moet er goed in zitten. Ik laat dan meestal door een maatje op het terras wat commentaar leveren. Zo in de trant van; Lekkere pot Joop, ik wist niet dat jij van die boogjes kon slaan; meestal sla je van die strakke ballen! In de meeste gevallen word ik dan vervloekt. Met een blik vol afschuw kijken ze om als ze het tennispark verlaten, whahahahaha!’