Als ik het kantoor van de heer L. Schepper betreed, is er niemand aanwezig.
Althans, zo lijkt het. Nieuwsgierig kijk ik in het rond.
‘U staat in de weg, meneer, ga daar eens vandaan’, gebiedt een stem mij. Verbaasd kijk ik omhoog en zie de heer Schepper in een netwerk van touwen aan het plafond hangen. Hij maakt zich los en valt hierbij met een enorme smak tegen de grond. Schepper staat kreunend op, schudt zijn hoofd, klopt zijn broek af en steekt zijn hand uit alsof er niets gebeurd is. ‘Aangenaam kennis met u te maken, meneer Hagel, laten we gaan zitten.’
‘Gaat het?’, vraag ik bezorgd en neem plaats aan een tafel waarop een maquette staat.
‘Ja, het gaat wel .’ Achteloos verwijdert hij met een zakdoek wat bloed van zijn elleboog.
‘Waarom hing u in die touwen, meneer?’
Schepper propt een puntje van zijn zakdoek in zijn neus om het bloeden te stelpen.
‘Goede vraag, Hagel.’ De landschapsarchitect gaat door zijn knieën en kijkt nu vanaf tafelbladniveau met één oog dicht naar de maquette en begint uitleg te geven.
‘Wij – landschapsarchitecten – creëren land net als “de grote schepper”. HIJ deed daar – en Schepper wijst nu naar boven – volgens zeggen zeven dagen over. Wij – Schepper wijst nu naar zichzelf – in de meeste gevallen zeven jaren. Dat ligt niet zo zeer aan ons, maar aan het feit dat HIJ geen last had van allerlei regelgeving en bestemmingsplannen, begrijpt u?’ Ik knik instemmend.
‘En net als HIJ kijken wij van boven op de aarde neer om te zien of het goed is. Vandaar dat netwerk aan het plafond. ‘Kijk, meneer Hagel, wij, – en ik bedoel hiermee “het gilde van landschapsarchitecten” – zijn de makers van nieuw land, water en natuur. Wij zijn, als het ware, de nieuwe god. Als u naar uw vakantiebestemming over Nederland vliegt, kunt u zien wat wij de afgelopen veertig jaar gepresteerd hebben. Vooral onze werkzaamheden in de zeventigerjaren van de vorige eeuw hebben diepe sporen nagelaten in de toen eeuwenoude stads- en landstructuren. Hele stadscentra hebben we vernield, eh, ik bedoel, vernieuwd’. Ik knik bevestigend. In gedachten kijk ik uit het vliegtuigraampje en zie in bijna een oogopslag heel Zuid-Holland onder mij liggen. Een enorme maquette van het landschap, getekend met pijnlijke precisie. De heer Schepper vervolgt enthousiast zijn verhaal.
‘Schitterende uitbreidingsplannen, wegenstructuren, zandwinplassen en niet te vergeten de Vinex-locaties. Vooral dit laatste was een prachtige nieuwe ontwikkeling, waar geen sterveling op zat en zit te wachten. Dat, meneer Hagel, hebben wij – de nieuwe goden – gecreëerd. Het lijkt me sterk dat er nog honderd hectare originele natuur in Nederland bestaat. Maar wat is origineel? Er schijnen ergens op de Veluwe zandverstuivingen te zijn, die stammen uit een redelijk ver verleden. Gelukkig zijn er al vergevorderde plannen om deze hardnekkige brandhaarden van verzet grondig aan te pakken. Het lijkt me sterk dat ze de volgende decennia zullen overleven.’
De heer Schepper is rechtop gaan staan en spreekt met welluidende stem: ‘Alles wat ouder is dan pak weg tweehonderd jaar moet op de schop.’
‘Maar, meneer ’, werp ik tegen, ‘dat is toch zonde van al die mooie natuur ? ’
‘Mooie natuur? Weet je wat echt mooi is?’
Ik schud ontkennend mijn hoofd.
‘Dit is mooi.’ Schepper wijst hierbij naar de maquette op tafel. Ik kijk naar het plan en concludeer dat het er uitziet als al die andere honderden uitbreidingsplannen. Getekend met behulp van een passer en een liniaal.
‘Met alle respect, meneer Schepper, ik zie niets bijzonders.’ De landschapsarchitect kijkt mij meewarig aan. ‘U heeft geen helikopterview, meneer Hagel. Ik neem het u niet kwalijk, u weet niet beter, het is u vergeven.’
Schepper zet een ladder tegen de muur en klimt naar boven en neemt weer plaats in zijn netwerk en kijkt neer op zijn schepping. ‘Ik heb geen tijd meer voor u, meneer Hagel, gaat u maar.’
Ik knik bedeesd, bedank de heer Schepper voor het interview en verlaat zijn kantoor. Buiten op de gang hoor ik een luide kreet en een doffe klap, gevolgd door zacht gekreun. Grijnzend constateer ik dat de schepper niet dood is, hij leeft.