Mijn mobiel geeft aan dat ik een sms-je heb ontvangen. We zitten ergens in Zuid-Frankrijk op een terrasje. Het is heerlijk weer en de omgeving ziet er uit zoals ons beloofd is door de regisseur, die verantwoordelijk is voor het beeldverslag van de ‘Tour de France’. Overal kleine pittoreske dorpjes, waarvan er enkele ook nog aan een riviertje liggen. Op een van die dorpspleintjes zitten we nu. Fantaseer er een typisch Frans muziekje bij en het sfeerbeeld is compleet.
Ik zoek in mijn zakken waar mijn mobiel is. Ha, hier heb ik hem. Eens kijken wat het berichtje vertelt.
He Jan,
Zojuist de Mont Ventoux beklommen
Groetjes, Frans
Frans mijn sportmaat heeft ‘de kale berg’ beklommen. Ik heb nu een serieus probleem. De laatste keer dat ik op een racefiets heb gezeten is zeker 40 jaar geleden, maar niets doen en de rest van mijn leven moeten aanhoren dat hij hem wel heeft beklommen en ik niet is geen optie.
Er moeten wel wat problemen worden opgelost. We zijn al een heel eind in de goede richting, maar het is zeker nog 200 km rijden naar de Vaucluse en ik heb geen fiets. Dit lijkt me echter geen probleem; die moet bij de voet van ‘le Mont’ wel ergens te huren zijn.
De volgende dag zie ik in de verte de witte top van ‘le Mont’ verschijnen. En om 11:00 uur in de morgen komen we in Sault aan. Direct begin ik aan de voorbereiding van de beklimming.
Bij het ophalen van de fiets had ik al gemerkt dat het gebruik van de derailleur voor mij nog wel wat geheimen had. Tijdens het begin van de rit ging het dan ook bijna mis, toen ik een heuveltje op trapte met een voor mij mega stijgingspercentage met een veel te zwaar verzet. Ik ontplofte zowat. Gelukkig overwon het verstand het van het in grote hoeveelheid aanwezige stresshormonen en ontrafelde ik het vraagstuk van de versnellingen, voordat het me nekte.
De eerste 20 km waren eigenlijk wel zwaar en ik begon me een voorstelling te maken van wat 29 km fietsen inhield. Eens kijken, Boskoop is ongeveer 5 km fietsen, dus als ik 3 x heen en weer fiets vanaf mijn huis ben ik klaar. Zo beredeneerd viel het allemaal nog wel mee. Ik moet natuurlijk wel blijven drinken, bedacht ik mij. Met mijn hand probeerde ik een flesje water te pakken. Moeizaam, maar het lukte. Krijg nou wat, hoe krijg ik die schroefdop er nu van af? Ik moest afstappen en zette mijn been op de grond. PATSSS, daar lag ik. Verdorie, ik zat natuurlijk met mijn voet in de toeclip. Nou, dat gaat lekker zo. Even kijken naar mijn elleboog. Mmm, een beetje geschaafd, mag geen naam hebben.
Tijdens de rit naar ‘Chalet Renard’ ben ik op die manier nog 2 keer omgevallen. De witte stenen die al op grote afstand te zien waren, lagen nu, zomaar ineens, in de berm. Nu nog maar 8 km. Dat laatste stuk bleek anders knap steil en op een afstand van 200 m van Restaurant ‘Renard’ had ik even de behoefte om water te drinken. Kijk, in de ‘Tour’ zie je dan zo’n renner uit een bidon slurpen. Dat ging dus niet, om verschillende redenen. Ik had geen bidon en nog belangrijker; als ik een slok nam werd mijn ademhaling nog verder verstoord, waardoor ik spontaan de marinemoord zou steken. Ik zou dus weer moeten afstappen. Ineens bedacht ik me, dat ik op het terras van ‘Renard’ een stel wielrenners had gezien. Afstappen? In het zicht van die gasten? Dat denk ik niet. Al moet ik dood neervallen. Na de eerste bocht uit het zicht, daar wel ja. Maar niet nu.
Bij deze “drinkpauze” vroeg mij zelf af waar het monument ter ere van Tommy Simpson zou staan. Ik keek om me heen en ontdekte het op een afstand van 20 m. In de slotkilometers heb ik behoorlijk afgezien en in de laatste binnen bocht (minimaal 20 %) ging ik weer eens ouderwets op mijn plaat. Ik was boven gekomen en daar ging het om. Verdomd, ik heb het geflikt. Wel in vijf étappes, maar toch. De afdaling ging een stuk sneller, maar zeker niet ontspannen. Met één hand aan de rem en mijn lichaam zo recht mogelijk daalde ik af. Ik wist het zeker: ik ga een racefiets kopen. Maar eerst even dit …..
Hoi Frans,
Zojuist de Kale berg beklommen
Groetjes, Jan